Galweg- en galblaaskanker

Aandoening

Onderzoek en diagnose
Behandeling

U heeft te horen gekregen dat u – mogelijk – galweg- of galblaaskanker heeft.
Hieronder leest u meer informatie over de galblaas, galwegen en galwegkanker.

Lever, galblaas en galwegen

De lever, de galwegen en de galblaas werken samen om de spijsvertering mogelijk te maken. De lever zorgt ervoor dat belangrijke voedingsstoffen uit het bloed worden opgenomen en gebruikt. Daarnaast maakt de lever giftige stoffen onschadelijk en ruimt hij afvalstoffen op. Een van de stoffen die de lever produceert is gal. Gal wordt gebruikt om het vet in het eten te verteren. 

De lever bestaat uit een linker- en een rechterkwab, welke weer zijn opgedeeld in verschillende segmenten. Elk leversegment heeft een eigen bloedvoorziening en galweg-afvloed. De kleine galwegen die de segmenten voorzien, komen uit in de grote galwegen. Uiteindelijk komen alle galwegen van de rechter en de linker leverkwab uit in de rechter en de linker galweg. Waar de linker en de rechter galweg samen komen (ductus hepaticus), begint de grote galbuis die de gal naar de twaalfvingerige darm vervoerd.

De meeste gal loopt direct van de galwegen naar de twaalfvingerige darm. Een klein deel van de gal komt via de galwegen terecht in de galblaas. De galblaas ligt rechtsboven in de buikholte, tegen de onderkant van de lever aan en dient als reservoir voor de opslag van extra gal, die gebruikt kan worden wanneer dit nodig is. Wanneer vet eten de maag verlaat, wordt via de galwegen gal afgegeven aan de dunne darm. 

afb1

(a) middenrif
(b) lever
(c) galblaas
(d) twaalfvingerige darm (e) milt
(f) maag
(g) alvleesklier
(h) grote galbuis
(i) dikke darm
© 2013 KWF Kankerbestrijding

 

Galweg- en galblaaskanker

Zowel in de galwegen als in de galblaas kan kanker ontstaan. In Nederland is zowel galweg- als galblaaskanker een zeer zeldzame tumor. Beide vormen zijn helaas moeilijk te behandelen.
Galwegkanker kan op drie plaatsen voorkomen:

  • Proximale galwegen (Klatskin tumor of perihilair cholangiocarcinoom): deze tumor ontstaat op de plek waar de linker en de rechter galweg samen komen. Dit is de meest voorkomende vorm van galwegkanker (60-70%).
  • Perifere galwegen (intra-hepatisch cholangiocarcinoom): de tumor ontstaat in de kleinere galwegen en groeit langzaam richting de grote galwegen van de lever.
  • Mid- of distale galwegen (distaal choangiocarcinoom): de tumor bevindt zich in het midden of in het laatste gedeelte van de grote galbuis buiten de lever.

Bij kanker kunnen kwaadaardige cellen door ander lichaamsweefsel heen groeien en kan de kanker zich verspreiden door het lichaam via bloed en lymfevaten. Uitzaaiingen van galwegkanker of galblaaskanker komen het vaakst voor in de lever of de buikholte.

Risicofactoren

Galweg- of galblaaskanker is in Nederland gelukkig erg zeldzaam: per jaar krijgen ongeveer 200 patiënten galblaaskanker en 850 patiënten galwegkanker. De oorzaken van galweg- en galblaaskanker zijn eigenlijk onbekend. Wel zijn er aanwijzingen dat personen met galstenen of een chronische galblaasontsteking een iets verhoogde kans hebben op een galblaastumor. Ook kunnen een infectie of cysten in de galweg een rol spelen.
Verreweg de meeste patiënten met een galweg- of galblaastumor zijn ouder dan 60 jaar. Galblaaskanker komt iets vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Bij galwegkanker is deze verdeling gelijk.

Klachten

Vaak ontstaan pas klachten van galweg- of galblaaskanker als de tumor is uitgegroeid naar omliggende organen. Een galweg- of galblaastumor verhindert vaak de afvoer van gal. Hierdoor ontstaat geelzucht. Veel afvalstoffen kunnen niet door de lever afgevoerd worden en vetten worden slecht verteerd. Verder hoopt galkleurstof, die normaal gesproken de ontlasting bruin kleurt, zich op in de lever. Uiteindelijk wordt de kleurstof dan opgenomen in het bloed en veroorzaakt een gelige huid, geel oogwit en jeuk over het hele lichaam. Ook kan de galkleurstof in de urine terecht komen. De klachten die hierdoor ontstaan:

  • Gele huid en oogwit;
  • Pijn in de bovenbuik;
  • Koorts en rillingen;
  • Vermoeidheid en lusteloosheid;
  • Verminderde eetlust;
  • Gewichtsverlies;
  • Jeuk over het hele lichaam;
  • Licht gekleurde ontlasting;
  • Donker gekleurde urine.

Onderzoek voor galblaaskanker en galwegkanker
Bij een vermoeden van galwegkanker of galblaaskanker, verwijst uw (huis)arts u door naar een specialist. Dit kan een chirurg, een internist of een MDL-arts (Maag-Darm-Lever-arts) zijn. Om de juiste diagnose te kunnen stellen, moeten er onderzoeken worden uitgevoerd. De volgende onderzoeken kunnen plaatsvinden:

  • Bloedonderzoek
  • Echografie
  • CT-scan
  • MRI-scan
  • Endoscopie (ERCP)
  • Kijkoperatie (laparoscopie)

Niet alle onderzoeken hoeven van toepassing te zijn voor u. Uw arts bepaalt welke onderzoeken nodig zijn om de diagnose galwegkanker of galblaaskanker te kunnen stellen en om vast te stellen in welk stadium de ziekte zich bevindt. Dit is nodig om vast te bepalen welke behandeling voor u het meest geschikt is.

Bloedonderzoek

Bij een vermoeden van galblaaskanker of galwegkanker, wordt vaak een bloedonderzoek uitgevoerd. Aan de hand van waarden in uw bloed kan de leverfunctie worden bepaald. Een vroeg stadium van geelzucht kan in het bloed worden aangetoond. Verder wordt doorgaans algemeen onderzoek gedaan om functies van andere organen te bepalen zoals de nieren en de bloedstolling. Kijkt u voor meer informatie over de leverfunctie op deze pagina van de Maag-Lever-Darm Stichting: http://www.mlds.nl/onderzoeken/33/leverfunctie-onderzoek.

Echografie

Om de diagnose van galwegkanker of galblaaskanker te kunnen stellen, wordt vaak een echo gemaakt. Om de exacte uitbreiding van de tumor te bepalen is echografie meestal niet voldoende.

Een echografie is een onderzoek waarbij met behulp van geluidsgolven organen en weefsel zichtbaar kunnen worden gemaakt. De golven zijn niet hoorbaar, maar door de weerkaatsing (echo) ervan kan worden bepaald waar organen en weefsel zich bevinden. Een echo is niet belastend of pijnlijk. Tijdens het onderzoek ligt u op een onderzoekstafel. Op uw huid wordt een gel aangebracht. Daarna wordt een apparaatje dat geluidsgolven uitzendt, over uw lichaam bewogen. Dit apparaatje meet ook de echo (terugkeer) van deze geluidsgolven. De tumor en eventuele uitzaaiingen kunnen zo in beeld worden gebracht.

CT-scan

De CT-scan is een van de belangrijkste onderzoeken bij galblaas- en galwegkanker omdat de uitbreiding naar omliggende organen zoals de bloedvaten van de lever in beeld gebracht kunnen worden. Ook kan worden bepaald of de tumor uitzaaiingen heeft veroorzaakt naar andere organen. Verder kan een CT-scan bepalen of er na een eventuele operatie voldoende leverweefsel overblijft in de herstelfase.

CT staat voor computertomografie. Door middel van röntgenstraling worden met dit apparaat organen en weefsels gedetailleerd in beeld gebracht. Tijdens het onderzoek ligt u op een beweegbare tafel, die langzaam door het apparaat (in de vorm van een ring) heen wordt geschoven. Vanuit een groot aantal hoeken rondom uw lichaam wordt een hoeveelheid röntgenstraling uitgezonden en vervolgens wordt in kleine stappen gemeten hoeveel straling is doorgelaten. De CT-scanner maakt daardoor een groot aantal foto’s. Van de vele dwarsdoorsneden wordt uiteindelijk door de computer een driedimensionale weergave gemaakt. Hierop kan de tumor en de relatie met organen en bloedvaten bekeken worden. Ook kunnen eventuele uitzaaiingen opgespoord worden zodat het stadium van de ziekte bepaald kan worden.

Om bloedvaten duidelijk zichtbaar te maken is het vaak nodig om een contrastvloeistof te gebruiken. Hierdoor is te zien of de tumor is doorgegroeid in omliggende organen, wat de relatie is met omliggende bloedvaten en of er uitzaaiingen zijn naar andere delen van het lichaam. De contrastvloeistof krijgt u  via een infuus aangeboden. De contrastvloeistof wordt soms ervaren als een warm en weeïg gevoel, maar is niet schadelijk.  Om misselijkheid te voorkomen, wordt vaak geadviseerd om enkele uren voor het onderzoek niet meer te eten of drinken.

MRI-scan

Bij galweg- en galblaaskanker heeft een MRI-scan een vergelijkbare waarde als een CT-scan. Deze scans worden soms allebei verricht om elkaar aan te vullen.

Een MRI-scan komt op veel punten overeen met een CT-scan. Het grote verschil is dat er bij een MRI magnetische straling in plaats van Röntgenstraling wordt gebruikt. Het nadeel van een MRI-scan is dat het de MRI-scanner groter is en meer lawaai maakt. Een MRI-scan is niet geschikt voor personen die metaal in hun lichaam hebben, zoals bijvoorbeeld een pacemaker. Metaal wordt namelijk aangetrokken door de magnetische straling. Daarnaast is de MRI minder geschikt voor mensen met claustrofobie.

Endoscopie (ERCP)

Tijdens een ERCP wordt met een endoscoop in het lichaam gekeken. De endoscoop is een dunne, flexibele bestuurbare slang met aan het einde een lampje en een camera. De endoscoop wordt via de slokdarm en de maag tot aan het begin van de dunne darm ingebracht. Daar zit de gezamenlijke uitgang van de galwegen en de alvleesklier. Via de endoscoop kunnen verschillende handelingen worden uitgevoerd. Ten eerste kan met een endoscoop de binnenkant van de darm worden bekeken. Door de endoscoop kan ook een contrastvloeistof in de afvoerbuis van de alvleesklier worden gespoten om een duidelijker beeld te krijgen. Verder kunnen door de endoscoop ook cellen worden weggehaald. Hiervoor gebruikt de arts een klein borsteltje. De cellen kunnen dan worden onderzocht onder de microscoop. Tot slot is het ook mogelijk om met de endoscoop een buisje (stent) in de galwegen te plaatsen, als bijvoorbeeld de tumor de galgang dichtdrukt. Zo kan de gal weer naar de dunne darm stromen en verdwijnen klachten zoals geelzucht.

Kijkoperatie (laparoscopie)

Bij een kijkoperatie wordt er in de buikholte gekeken om te beoordelen of er geen uitzaaiingen van de tumor in de buikholte of de lever aanwezig zijn. De kijkoperatie wordt ook wel laparoscopie genoemd. Dit onderzoek wordt alleen uitgevoerd wanneer er wordt getwijfeld of de tumor geopereerd kan worden. Tijdens de operatie beoordeelt de chirurg de oppervlakte van de lever, de binnenkant van het buikvlies en de vaatstructuren naar de lever. Op basis van deze gegevens bepaald de chirurg of een operatie om de tumor te verwijderen technisch mogelijk is. Wanneer al uit eerdere onderzoeken is gebleken dat de tumor te opereren is, zal dit onderzoek niet uitgevoerd worden en zal er direct een operatie gepland worden.

Om de kijkoperatie uit te voeren, wordt een sneetje onder de navel gemaakt. Daardoorheen wordt met een dunne naald koolzuurgas in de buikholte gebracht. Hierdoor komt de buikwand los van de organen. Daarna wordt de kijkbuis ingebracht en aangesloten op een videocamera. Hierdoor wordt het operatiegebied zichtbaar op een monitor. Om ook operatie-instrumenten in de buik te plaatsen, worden ook op andere plekken toegangen gemaakt. Met deze instrumenten kunnen bijvoorbeeld biopten of puncties worden genomen als weefsel of cellen verder onderzocht moeten worden onder de microscoop.

Stadiëring

Om een behandelplan op te stellen voor galwegkanker of galblaaskanker moet uw specialist eerst het stadium van de tumor bepalen. Dit wordt gedaan aan de hand van de plaats en grootte van de tumor, de mate van doorgroei in het omringende weefsel en de aanwezigheid van uitzaaiingen naar lymfeklieren en/of organen ergens anders in het lichaam. Deze factoren zijn belangrijk voor het opstellen van een goed behandelplan.

Doel van behandeling van galblaaskanker en galwegkanker

De behandeling van galblaaskanker of galwegkanker kan verschillende doelen hebben: allereerst zal geprobeerd worden de ziekte te genezen. Als dat niet haalbaar is, zal de behandeling gericht zijn op vermindering van klachten. Als een behandeling het doel heeft om te genezen, wordt deze behandeling een curatieve behandeling genoemd. Een behandeling gericht op curatie geeft echter geen garantie op genezing.

Als galwegkanker of galblaaskanker niet meer te genezen is, kan een palliatieve behandeling worden gestart. Deze soort behandeling richt zich op het afremmen van de groei van de tumor door middel van systemische therapie maar kan ook alleen bedoeld zijn om bepaalde klachten te verminderen of te voorkomen.

Behandelopties voor galwegkanker en galblaaskanker

Bij het opstellen van een behandelplan voor galwegkanker of galblaaskanker zijn verschillende factoren belangrijk: het stadium van de aandoening, de plaats, grootte en vorm van de tumor en uw lichamelijke conditie. Afhankelijk van deze factoren zijn er verschillende behandelopties:

  • operatie
  • plaatsen van een stent
  • systemische therapie
  • radiotherapie

Operatie

Het doel van een operatie bij galwegkanker of galblaaskanker is om de tumor met aangrenzend weefsel zo goed mogelijk te verwijderen. Dit is alleen mogelijk als de tumor plaatselijk niet te uitgebreid is en als er geen uitzaaiingen naar andere organen zijn.

Als de tumor in het onderste deel (distaal) van de galweg zit zal tijdens de operatie de kop van de alvleesklier, de galblaas, de twaalfvingerige darm en een deel van de galwegen verwijderd worden. Deze operatie heet  Pylorus Preserving Pancreatico Duodenectomie (PPPD). Ook worden lymfeklieren rondom de galwegen zo mogelijk verwijderd. Vervolgens worden alle organen weer met de darm verbonden zodat de verteringsappen weer bij het voedsel kunnen komen. Deze operatie is ingrijpend en duurt gemiddeld 4 uur. Het is daarom belangrijk dat uw conditie goed is. Na de operatie verblijft u gemiddeld 10 dagen in het ziekenhuis. De duur van de opname is sterk afhankelijk van mogelijke  complicaties die u van de operatie ondervindt.

Als de tumor zich meer richting de lever bevindt zal de galweg worden verwijderd samen met een van de leverhelften. Deze operatie is ingrijpend en duurt gemiddeld 8 uur. Het is daarom belangrijk dat uw conditie goed is en de geelzucht is verdwenen. Na de operatie verblijft u gemiddeld 14 dagen in het ziekenhuis. De duur van de opname is sterk afhankelijk van mogelijke  complicaties die u van de operatie ondervindt. De chirurg zal u over de soort operatie en de kans op complicaties informeren.

afb3De gekleurde gedeelten worden bij een maagsparende operatie verwijderd.
(a) maagsluit-
spier (b) dunne darm.
© 2013 KWF Kankerbestrijding

 

Stentplaatsing

Meestal zal het voorkomen dat de tumor de galwegen dicht drukt. Een blokkade van de galafvoer kan worden opgeheven door een metalen of kunststof buisje (stent) te plaatsen in de galweg. Dit gebeurt tijdens een endoscopie, een ERCP. In het geval van galblaaskanker of galwegkanker wordt de stent in de galwegen geplaatst. Hierdoor houdt het buisje de galwegen open en kan de gal weer naar de dunne darm stromen. Voor het plaatsen van een stent hoeft u niet opgenomen te worden in het ziekenhuis.

De stent kan verstopt raken waardoor de geelzucht terugkomt en/of hoge koorts optreedt. In dat geval moet de stent worden vervangen middels endoscopie.

Ook kan het voorkomen dat het niet mogelijk is om endoscopisch een stent te plaatsen. In dit geval zal een Percutane Transhepatische Cholangiografie Drainage (PTCD) worden verricht. Dit wordt ook wel een galwegdrainage genoemd. Tijdens deze procedure wordt er via de huid en met behulp van een echografie een slangetje aangelegd in de galwegen. Door middel van dit slangetje kan gal worden afgevoerd. De gal wordt dan opgevangen in een zakje dat aan uw lichaam wordt bevestigd. Ook kan via deze route een stent (zoals bij endoscopie) geplaatst worden, waardoor de gal weer gewoon naar de darm kan aflopen. Het slangetje aan de buitenkant kan vervolgens verwijderd worden.

Voor deze behandeling krijgt u een verdoving en een roesje. De PTCD behandeling duurt vervolgens 30-60 minuten.

 

afb4

(a) stent in de grote galbuis
(b) alvleesklier
(c) tumor
(d) twaalfvingerige darm
© 2013 KWF Kankerbestrijding

 

 

 

Systemische therapie

Als een operatie bij galweg- of galblaaskanker niet mogelijk is kan systemische therapie overwogen worden. Systemische therapie is een behandeling die als doel heeft kankercellen te doden. Bij galweg- of galblaaskanker is de behandeling met systemische therapie vaak palliatief. Dit betekent dat de behandeling is gericht op het remmen van de groei van de tumor, waardoor de klachten worden verminderd. Een palliatieve behandeling heeft niet als doel om iemand te genezen.

Er zijn verschillende soorten systemische therapie, zoals chemotherapie, doelgerichte therapie of immunotherapie. Er zijn veel studies gaande op het gebied van galweg- of galblaaskanker, zodat er in de (nabije) toekomst hopelijk meerdere opties zijn. Op dit moment is er uitsluitend chemotherapie mogelijk. De meeste chemotherapie wordt toegediend via een infuus. Hoe vaak de chemotherapie wordt toegediend is afhankelijk van het soort chemotherapie.

Chemotherapie kan naast kankercellen ook gezonde cellen aantasten. Daardoor kunnen bijwerkingen optreden. Vaak voorkomende bijwerkingen zijn haaruitval, misselijkheid, darmstoornissen, vermoeidheid en een verhoogd risico op infecties. De bijwerkingen zijn voor iedere soort chemotherapie verschillend en zullen ook per persoon verschillen. Uw behandelend arts zal de gevolgen van de chemotherapie uitgebreid met u bespreken.

Radiotherapie

Radiotherapie (bestraling) heeft een beperkte rol bij de behandeling van galblaas- en galwegkanker.

Tijdens radiotherapie wordt de tumor bestraald van buitenaf. Kankercellen kunnen slechter tegen de straling dan gezonde cellen. Door de radioactieve straling raken de tumorcellen beschadigd en gaan ze kapot. Door de radiotherapie wordt de tumorgroei verminderd en is er een mogelijkheid dat de tumor kleiner wordt.

De straling wordt zo veel mogelijk gericht op de tumor. Het is echter niet te voorkomen dat ook gezonde cellen worden bestraald. Hierdoor krijgt u te maken met bijwerkingen. Over het algemeen zorgt radiotherapie vaak voor vermoeidheid. Daarnaast kan de bestraalde huid rood worden. Dit gaat gepaard met jeuk en een branderig gevoel. Bij bestraling in het gebied van de maag krijgen patiënten vaak misselijkheidklachten. Uw radiotherapeut kan hiervoor medicijnen voorschrijven. Verder kunt u last krijgen van uw darmen.

Psychosociale hulp

Vanaf het moment dat u te horen krijgt dat u mogelijk galwegkanker of galblaaskanker heeft, krijgt u te maken met grote onzekerheden. Hiermee omgaan is niet vanzelfsprekend. De periode van onderzoeken en behandelingen zijn erg zwaar, maar ook na de behandeling moet u leren leven met uw nieuwe situatie. Dit geldt niet alleen voor u als patiënt, maar ook voor uw familie, vrienden en eventuele partner en kinderen. Er zijn organisaties die u en uw omgeving kunnen ondersteunen bij het leren leven met kanker, zowel binnen als buiten het ziekenhuis. U kunt hiervoor bij uw arts of verpleegkundig specialist informeren.